In Derbe verkondigden Paulus en Barnabas het evangelie en ze maakten er veel leerlingen. Daarna keerden ze terug naar Lystra en vervolgens naar Ikonium en Antiochië. Ze bemoedigden de leerlingen en spoorden hen aan te volharden in het geloof, maar wezen hun erop ‘dat wij pas na veel beproevingen het koninkrijk van God binnen kunnen gaan’. In elke gemeente stelden ze oudsten aan, en na gevast en gebeden te hebben bevalen ze hen aan bij de Heer, in wie ze hun vertrouwen hadden gesteld. Na hun reis door Pisidië kwamen ze in Pamfylië, waar ze in Perge de heilsboodschap verkondigden. Vervolgens reisden ze verder naar Attalia. Van daar gingen ze per schip naar Antiochië, de stad waar ze aan Gods genade waren toevertrouwd toen hun de taak was opgelegd die ze nu hadden volbracht. Daar aangekomen riepen ze de gemeente bijeen en brachten verslag uit van alles wat God door hen tot stand had gebracht. Ze vertelden hoe Hij voor de heidenen de deur naar het geloof had geopend. Ze bleven nog geruime tijd bij de leerlingen.